Een bed dat elke avond op me wacht
That’s what makes you beautiful! Keihard klinkt de muziek door de bus. Een nummer dat gekozen is door onze mannelijke leider en negen stemmen zingen uit volle borst mee. Het is zaterdag en we hebben een dagje vrij van ons vrijwilligerswerk. We gaan naar Oradea, nog een stukje verder Roemenië in.
De ene na de andere hit klinkt uit de speakers. We verlaten de snelweg en tot nu toe is er nog niet zoveel anders dan wat we allemaal al hebben gezien. Kapotte huisjes, gemaakt van leem en riet en zonder deuren. Een vrouw die voor een huisje staat, een klein kind op de arm. Een jongetje dat er naast staat met veel te grote, kapotte kleren en compleet afgetrapte schoenen. Ik raak er steeds meer aan gewend.
Maar er is een hele andere kant aan dit land, want als we twee minuten later de stad in rijden valt me iets op. Hier wonen rijke mensen. Nou ja, rijk… Het doet denken aan een normale stad in Nederland. Hoge, mooie gebouwen en vooral veel dure auto’s en goed geklede mensen. Voor ons niet meer dan normaal, dus al snel vergeet ik waar we zijn. Ik geniet van een avond in het zwembad en een ‘welverdiende’ pizza.
Op de terugweg rijden we weer door de zigeunerwijk en deze keer voel ik me heel anders dan op de heenweg. Het doet me pijn om deze mensen zo te zien en hun situatie intussen niet meer dan normaal te vinden. Terwijl het eigenlijk zo abnormaal is! Ik besef me weer hoe goed wij het hebben. We zitten in een bus met airco en verwarming, gezellig met elkaar. We hebben genoeg eten en drinken en zijn op weg naar een bed. Vergeleken met thuis is onze verblijfslocatie niet veel soeps, maar vergeleken met deze mensen hebben we zoveel luxe. Ik weet dat we ons de rest van de week nog in het zweet zullen moeten werken. Dat we moeten hakken, zagen, graven en schilderen. Maar ik weet ook weer waarvoor we het doen. Zodat ook dat zigeunerjongetje naar school zal kunnen gaan, de hulp zal krijgen die hij nodig heeft en zo ook een eerlijke kans krijgt voor zijn toekomst.
Die zondag zijn we uitgenodigd in een zigeunerkerk. Het is een vrij nieuw gebouw, er staat een keyboard en terwijl we op de stoelen gaan zitten stromen er steeds meer mensen binnen. Alle vrouwen dragen kleurrijke kleding en de mannen dragen een nette broek en sommigen ook een blouse. We worden bekeken. Niet met een afkeurende blik maar met verbazing en warmte.
Met een foute beat op het keyboard (die in het begin bijna lachwekkend is) wordt er gezongen. In het Hongaars weliswaar, maar ik zing zachtjes in het Nederlands mee als ik het herken.
Ook de preek is in het Hongaars. Je zou denken: “Niet veel aan als je er niets van verstaat”, toch? Maar het absolute tegendeel is waar. Deze mensen tonen zoveel emotie dat ik het ook voel. Ik zie hun geloof en met hoeveel vertrouwen ze hun problemen neer durven leggen bij God.
Ik merk dat ik jaloers word, en daarmee verbaas ik mezelf. Zij hebben zoveel minder dan ik. Ze wonen in sloppenwijken, hebben een doek als voordeur en slapen op een matras op de grond. Ze krijgen slecht onderwijs en worden gezien als uitschot. Toch vertrouwen ze erop dat God voor hen zal zorgen. Ik heb zo veel: ik kan de supermarkt in lopen en zoveel eten en spullen kopen als ik maar wil. Ik kan zonder problemen een opleiding volgen.
Ik heb een huis met een deur en een bed dat elke avond op me wacht. Toch heb ik soms het idee dat God niet voor mij zorgt… Wat voelt dat ontzettend krom!
Door deze reis kan ik de mensen daar helpen met het opbouwen van een toekomst, maar ik had niet verwacht dat ik er zelf zoveel rijker vandaan zou komen. Niet alleen met een grote vriendengroep waarin ik me thuis voel en met kennis van het leggen van houten vloeren. Maar ook met een warm gevoel en een voorbeeld van hoe ik wil geloven. De touwtjes uit handen geven, alles willen verwachten van God en mezelf compleet overgeven aan zijn genade.