"Ja, ik heb nog wel drie sneetjes brood!"
Met kleine oogjes en een slaperig gevoel in mijn hoofd smeerde ik mijn drie sneetjes brood. Ik deed deze in een boterhamzakje en knoopte het dicht. Ik pakte een banaan en stopte dit in mijn tas. Ik deed mijn jas aan en stapte op mijn fiets richting het treinstation. En zo begon mijn doodnormale dag. Toch zou ik vandaag nog voor een verrassing komen te staan…
Aangekomen in Zwolle stapte ik de trein uit. Op de één of andere manier kreeg ik de neiging om naar een ander poortje te lopen dan dat ik normaal deed. Daar hoorde ik ineens gerinkel, wat was dat?! Daar zag ik een man staan in een vieze groenbeige jas, een onverzorgde bruine baard en een muts.
Bliep, bliep en ik liep door het poortje naar de man toe. Hij leek wel verbaasd dat ik niet langs hem heen liep.
Hij rammelde wat met zijn muntgeld en zei: “Heb je wat geld voor mij?” “Ik heb helaas geen contant bij me” zei ik. Meteen vroeg hij: “Heb je dan wat te eten?” “Ik heb wel een banaan, wil je die?” Hij zei: “Heb je ook wat anders?” Enigszins verbaasd over de mondigheid van deze dakloze antwoordde ik: “Ja, ik heb nog wel drie sneetjes brood. Ik heb ze vanochtend zelf gesmeerd.”
Zijn ogen lichtten op. Ik pakte het dichtgeknoopte boterhamzakje en gaf het aan hem. Gretig nam hij het aan en had alleen nog maar oog voor het brood. Ik legde mijn hand op zijn vieze arm, keek hem vriendelijk aan en zei: “Geniet ervan!”
Met een glimlach op mijn mond liep ik verder. “Haha!” dacht ik bij mezelf, “Wie had gedacht dat ik vanochtend niet voor mezelf maar voor deze dakloze broodjes heb zitten smeren? Het was de Heilige Geest die me naar dat poortje leidde, anders had ik die man nooit gezien!” Ik hoorde de woorden van Jezus weerklinken in mijn hart: “Je hebt mij te eten gegeven.”
Jezus zegt in Mattheüs 25:
“Want toen Ik honger had, hebben jullie Mij te eten gegeven. […] Dan zullen ze antwoorden: “Heer, wanneer had U honger en hebben we U te eten gegeven? [….] Ik zeg jullie: toen jullie die dingen voor één van mijn minst belangrijke broeders of zusters deden, hebben jullie ze ook voor Míj gedaan.” (Mattheüs 25: 35, 37, 40)
Ik keek nog even achterom en zag de bedelende man hongerig het zakje opentrekken. Ik voelde medelijden met hem. Hij heeft honger en ik heb altijd genoeg! Zelfs nu ik mijn lunch heb weggegeven, kan ik in de kantine gewoon een broodje kopen. Voor mij een klein offer dus, maar voor hem het verschil tussen wel of geen lunch vandaag.
Ik daag je uit: vraag gewoon eens aan de Heilige Geest of je iets kunt doen voor een ander. Wie weet heeft Hij een verrassing voor je vandaag!