Koolstof-14 en de jonge aarde
In een eerdere blog schreef ik over radiodatering. Daarin ging het om het bepalen van de ouderdom van gesteente als gevolg van radioactief verval. Maar je kunt met radiodatering ook de ouderdom bepaalde van dingen die ooit hebben geleefd. Dat doe je met de C-14-methode.
‘C’ is het scheikundige symbool voor ‘koolstof’. In de natuur heb je van de meeste scheikundige elementen meerdere varianten – isotopen worden dat genoemd. Koolstof, dat een van de belangrijkste bouwstenen is voor alle levende wezens, heeft drie natuurlijk voorkomende isotopen: C-12, C-13 en C-14. Die eerste twee zijn stabiel, wat inhoudt dat ze geen radioactief verval ondergaan. Maar C-14 (ook wel geschreven als 14C) is wél radioactief. Als je een bepaalde hoeveelheid C-14 hebt, is na 5730 jaar de helft ervan verdwenen (nou ja, omgezet in stikstof, voor de scheikunde- en natuurkundenerds).
Halfwaardetijd
Die periode van 5730 jaar wordt de ‘halfwaardetijd’ genoemd. En met die halfwaardetijd kun je de ouderdom bepalen. Dat gaat als volgt:
– Onder invloed van hoogenergetische straling van de zon wordt hoog in de atmosfeer stikstof-14 omgezet in koolstof-14.
– Koolstof-14 verbindt zich met zuurstof en vormt zo CO2.
– Planten ‘ademen’ CO2 in, mensen en dieren eten planten/en of dieren. Zo lang een mens, dier of plant in leven is heeft deze een bepaalde hoeveelheid koolstof-14 in zijn lichaam. Dat is altijd een verhouding van 1 deeltje C-14 voor elke 1.000.000.000.000 (1 biljoen) koolstofatomen.
– Wanneer een mens, dier of plant doodgaat, komt er geen nieuwe C-14 meer bij. De C-14 die aanwezig is in de weefsels vervalt.
– Door van een bot of een voorwerp de verhouding C-14-atomen te meten, kun je uitrekenen hoe lang het geleden is dat het organisme waar het bot toe behoorde of waar het voorwerp van is gemaakt is overleden. Dat werkt tot ongeveer 10 halfwaardetijden (zo’n 50-60.000 jaar). Is een voorwerp ouder, dan zou je er geen C-14 meer in mogen aantreffen.
Betrouwbaarheid
De koolstof-14-methode is redelijk nauwkeurig, maar hoe verder je naar het verleden toe gaat, hoe groter de afwijkingen worden. Bovendien ga je bij de C-14-methode, net als bij andere radiodateringsmethoden, uit van een aantal aannames – die helemaal niet hoeven te kloppen.
Wat heeft dit alles dan met de ouderdom van de aarde te maken? Als je seculiere wetenschappers mag geloven is de aarde al miljarden jaren oud. Dan zouden een aantal koolstofhoudende voorwerpen dus helemaal geen C-14 meer mogen bevatten. Toch wordt C-14 aangetroffen in dinobotten, die volgens deze wetenschappers minstens 65 miljoen jaar oud mogen zijn. Maar het wordt nog bonter: je treft ook meetbare hoeveelheden C-14 aan in steenkool (300 miljoen jaar oud) en diamanten (een tot enkele miljarden jaren oud).
Dat je in dinobotten, steenkool en diamanten C-14 aantreft, betekent dat deze zaken helemaal geen miljoenen jaren oud kúnnen zijn.
Deze radiodateringsmethode wijst dus niet op een oude, maar juist op een jonge aarde. En een jonge aarde is precies wat de Bijbel leert.
Meer leren over dit onderwerp? Check dan ook deze blog van Gert-Jan!